zaterdag 25 augustus 2012

My first poster


The first poster I ever had on my wall as a boy was this one of astronaut Buzz Aldrin. Practically all the photos made during the Apollo 11 mission were shot by Neil Armstrong. He had a camera with a wonderful Hasselblad lens attached to his astronaut suit. In the picture you can see the reflection of Armstrong's white astronaut suit in Aldrin's visor. Armstrong was the first one to step out of the lunar module in 1969. Being rather excited he said: "That’s one small step for man, one giant leap for mankind." That was not exactly what he rehearsed. He intended to say: "That’s one small step for a man, one giant leap for mankind" RIP Neil Armstrong (1930-2012)

zondag 12 augustus 2012

De ballade van Matty Groves



A holiday, a holiday
And the first one of the year
Lord Donald's wife came into the church
The Gospel for to hear

And when the meeting it was done
She cast her eyes about
And there she saw little Matty Groves
Walking in the crowd

"Come home with me, little Matty Groves
Come home with me tonight
Come home with me, little Matty Groves
And sleep with me 'til light"

"Oh, I can't come home, I won't come home
And sleep with you tonight
By the rings on your fingers
I can tell you are Lord Donald's wife"

"But if I am Lord Donald's wife
Lord Donald's not at home
He is out in the far cornfields
Bringing the yearlings home"

And a servant who was standing by
And hearing what was said
He swore Lord Donald he would know
Before the sun would set

And in his hurry to carry the news
He bent his breast and ran
And when he came to the broad mill stream
He took off his shoes and he swam

Little Matty Groves, he lay down
And took a little sleep
When he awoke, Lord Donald
Was standing at his feet

Saying, "How do you like my feather bed
And how do you like my sheets
How do you like my lady
Who lies in your arms asleep?"

"Oh, well, I like your feather bed
And well, I like your sheets
But better I like your lady gay
Who lies in my arms asleep"

"Well, get up, get up", Lord Donald cried
"Get up as quick as you can
It'll never be said in fair England
I slew a naked man"

"Oh, I can't get up, I won't get up
I can't get up for my life
For you have two long beaten swords
And I not a pocket knife"

"Well, it's true I have two beaten swords
And they cost me deep in the purse
But you will have the better of them
And I will have the worse"

"And you will strike the very first blow
And strike it like a man
I will strike the very next blow
And I'll kill you if I can"

So Matty struck the very first blow
And he hurt Lord Donald sore
Lord Donald struck the very next blow
And Matty struck no more

And then Lord Donald he took his wife
And he sat her on his knee
Saying, "Who do you like the best of us
Matty Groves or me?"

And then up spoke his own dear wife
Never heard to speak so free
"I'd rather a kiss from dead Matty's lips
Than you or your finery"

Lord Donald, he jumped up
And loudly he did bawl
He struck his wife right through the heart
And pinned her against the wall

"A grave, a grave", Lord Donald cried
"To put these lovers in
But bury my lady at the top
For she was of noble kin"

donderdag 9 augustus 2012

Willen is kunnen, Jort!

Ik krijg de laatste tijd steeds meer helaas-berichten van mijn bank, mijn verzekering en mijn pensioenfonds. Wat me ergert is dat als ik in het verleden eens vergat op tijd iets te betalen, ik meteen een dreigbrief toegestuurd kreeg. Logisch, als er afspraken zijn gemaakt, moet iedereen zich daar aan houden. Maar inmiddels blijkt dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen vinden, dat zij wèl het recht hebben om halverwege de spelregels te veranderen.
"Tja, meneer Meder, u heeft nu wel een levensverzekering bij ons afgesloten, en we hebben u - eerlijk is eerlijk - aan het eind van de rit een specifiek bedrag beloofd als u nu maar elke keer uw premie zou betalen, maar helaas... dat gaat niet lukken. Foutje, bedankt." Hoezo gaat dat niet lukken? Afspraak was toch afspraak? Neem je verlies dan maar, verzekeraartje!
Ik had een leuke spaarvorm afgesproken met de Friesland Bank, die bank van "willen is kunnen, Jort!" Ondertussen is die bank mooi omgevallen en overgenomen door de Rabobank. Het wachten is op de brief waarin de Rabo me vertelt: "Tja, meneer Meder, die afspraak met de Friesland Bank, dat kan niet, hè?"
Nu krijg ik weer een mail van mijn pensioenfonds. Of ik even met ze mee wil denken over de toekomst. Wat zou ik het liefste willen? Vul de enquete in! Daar blijken de opties te bestaan uit: langer doorwerken, meer premie betalen en een lager pensioen ontvangen. Hey, wat IK het liefst zou willen, staat er helemaal niet bij, namelijk: een competent pensioenfonds dat niet jarenlang met mijn premie naar het casino was gegaan, en tijdig was voorbereid geweest op de gevolgen van de vergrijzing. Al die betrouwbare banken, verzekeringen en pensioenfondsen barsten toch van de dynamische jongens en meisjes met toekomstvisie en creativiteit, als we de reclames mogen geloven? Ik heb er tot op heden weinig van gemerkt...

maandag 6 augustus 2012

Mail aan mijn zoons

Oma Meder op zondag met een klaagstemmetje aan de telefoon: "Ik kan al een week bijna niet plassen."
Ik: "Hmm, dan bel je morgen de dokter: die geeft wel wat."

Oma Meder op maandag met een klaagstemmetje aan de telefoon: "Ik heb de dokter gebeld. Die heeft een kuurtje gestuurd. Nu moet ik elk kwartier plassen. Ik neem die pillen niet meer in."
Ik: "Ja, die pillen moet je wel innemen. Gisteren was je in mineur omdat je niet kon plassen. Nu is het probleem opgelost en nou ben je weer in mineur. Het houdt ook wel weer een keer op: als je leeg bent, ben je leeg."

Over dertig jaar krijgen jullie ook zulke telefoontjes van mij, he?

Pa.

zaterdag 28 juli 2012

Auto


Ma wijzend: "Kijk, zo'n auto heeft Inge nu ook."
Ik: "Oh, een Opel?"
Ma: "Nee, een witte."

zondag 22 juli 2012

Natuur



De lucht is blauw, het gras staat groen
Rechtop met ieder sprietje.
Het pad is grijs, de muis is dood,
't Is altijd hetzelfde liedje.

woensdag 18 juli 2012

Waarom maken Nederlanders en Belgen grappen over elkaar?

Dat Nederlanders grappen maken over Belgen is niet iets dat al eeuwenlang gaande is. Nederlanders zijn er pas na de Tweede Wereldoorlog mee begonnen. De algemene grapregel is eigenlijk: Buur X maakt graag grappen over buur Y. Vooral omdat buur X vindt dat buur Y een beetje achterloopt, niet helemaal fris ruikt, of een te grote bek heeft. Dat is allemaal een kwestie van beleving: er hoeft niets van te kloppen. Sterker nog: in de praktijk klopt er ook werkelijk weinig van, maar dat mag de pret niet drukken. De regel geldt niet alleen voor Nederland, maar wereldwijd. De Zweden maken grappen over de Noren, de Engelsen maken grappen over de Schotten, de Duitsers maken grappen over de Polen, de Zwitsers over de Oostenrijkers, de Turken over de Grieken, de Amerikanen over de Canadezen... De grappen zijn een manier om je eigen groep een superioriteitsgevoel te verlenen, ten koste van een andere, nabije groep. Wie een andere groep afzeikt, prijst tegelijk zijn eigen groep als slim, modern, vooruitstrevend en ruimdenkend. De grappen moeten overigens niet verward worden met racistische grappen, want die zijn stukken agressiever. De grappen over buren zijn goedmoediger, omdat buren in de praktijk meestal best met elkaar overweg kunnen. De Nederlanders hebben eigenlijk helemaal geen hekel aan de Belgen. Integendeel: ze vinden ze zelfs hun meest sympathieke buren. Vandaar dat Belgenmoppen er vooral over gaan dat onze zuiderburen een beetje dom zijn. Iets anders is het gesteld met grote broer Duitsland: in de moppen over de Duitsers wordt aan de oorlog gerefereerd, en wordt er gesuggereerd dat ze barbaars, luidruchtig, egocentrisch, brutaal, militaristisch en agressief zijn. Dat is nog altijd niets vergeleken met racistische moppen, die de boodschap uitdragen dat de ander immoreel en crimineel is, en dat die ander maar beter weg of dood kan.
Vóór de 19e eeuw was de wereld veel kleiner, en waren het de Nederlandse steden en dorpen die onderling grappen over elkaar maakten. Toen werden inwoners van Kampen, Bakel, Dokkum, Eys of Weert bijvoorbeeld voor stommelingen uitgemaakt. Eigenlijk had je die rivaliteit overal. De Vlaardingers werden weggezet als haringkoppen, de Schiedammers als jeneverneuzen en de Rotterdammers als stoepenschijters. In de loop van de 19e eeuw kwamen er steeds meer (arme) Duitse gastarbeiders in de zomer bij de boeren werken, en toen begonnen de Nederlanders de spot te drijven met de domheid van deze Buben, alhier Poepen genoemd. Tot in het begin van de 20e eeuw moesten deze Duitsers uit Ostfriesland en Westfalen het regelmatig ontgelden, alsmede de armoedige seizoensarbeiders uit Oost-Nederland. In de twintigste eeuw werd de wereld steeds groter in de beleving van mensen. Na de Duitsers kwamen de Belgen in zicht als mikpunt van redelijk goedmoedige burenspot. Het idee dat de Belgen een beetje achterlopen is waarschijnlijk vooral gebaseerd op hun taalgebruik en manier van spreken. Als Vlamingen praten (want over Walen hebben we het eigenlijk niet) dan klinkt dat een beetje leutig boers in Nederlandse oren ("awel zunne"). En daarom denken de Nederlanders dat de Belgen een beetje achterlopen. Overigens vinden de Nederlanders hetzelfde van hun eigen Limburgers: zij worden dan ook wel aangeduid als reserve-Belgen.
Van de weeromstuit zijn Belgen ook grappen gaan maken over Nederlanders (al is de intensiteit wel wat minder). Als je voortdurend bespot wordt, probeer je de spotters op zeker moment terug te pakken. Nederlanders en Belgen gebruiken verschillende scripts voor elkaar. In de ogen van de Nederlanders is de Belg voornamelijk dom. In de ogen van de Belgen zijn de Nederlanders extreem gierig en - enigszins verrassend - onhygiënisch. Die gierigheid heeft ongetwijfeld te maken met de Hollandse zuinigheid en geslepen koopmansgeest. Als je een volk als akelig wilt wegzetten, dan is viesheid voorts een zeer bruikbaar script: wie zich niet regelmatig wast, is onbeschaafd. Wat dat betreft heb ik dit altijd de leukste grap gevonden die Belgen over Nederlanders maken:

Een Ollander verloor zijn aars in een accident. Inderhaast werd hem een donor-aars overgeplant. Helaas, het mocht niet baten. De aars heeft den Ollander afgestoten.

maandag 28 mei 2012

Kadaver kijken


Vanuit het kraaiennest aan de Oostvaardersplassen zie je hem goed liggen: het kadaver. Een dood hert op een eilandje. Ze ligt met de kop naar de toeschouwer toe. Ik had gedacht dat het kadaver nu inmiddels zou zijn ontbonden, maar nee hoor, het ligt er nog bijna net zo bij als een paar maanden terug.
Toen er deze winter sneeuw en ijs lag, is het hert nietsvermoedend het ijs opgelopen. Het beest is uitgegleden en heeft zijn poot gebroken. De boswachter heeft het dier uit z'n lijden verlost met een genadeschot. Toen hebben ze van Staatsbosbeheer het lijk zo gelegd, dat het goed te zien was vanuit de uitkijkpost bij Almere. En nu komen bezoekers kijken naar het dode hert. Er liggen verrekijkers aan de ketting klaar om het beter te kunnen zien.
Vooral meisjes vinden het zielig: "Oh, hij beweegt echt niet. Hij is echt dood. Ahh, wat zielig!"
Ook Staatsbosbeheer is verbaasd dat het kadaver nog zo lang goed blijft. Het is hoogstens een beetje ingezakt: het binnenste begint eruit te lopen. Maar het bontje is nog gaaf. Het kadaver heeft ook geen last van veel aaseters. Hoogstens kruipen er torren en maden binnenin. Maar aasetende vogels blijven weg; ook de zeearend heeft zich er nog niet vertoond, wat wel een beetje werd gehoopt. De vossen nemen de moeite van een nat pak niet. Ze hebben op het vasteland ruim voldoende paté de foie gras te eten.
Misschien dat de zomerwarmte het ontbindingsproces een beetje gaat bespoedigen. Over een paar weken maar weer eens kijken naar het kadaver.

In de jury

De belangrijkste reden om goed te leren op school leek mij als kind: dan kun je later een kwis winnen. In mijn jeugd keek heel Nederland nog naar dezelfde televisiezender, en sommige deelnemers aan kwissen werden halve beroemdheden en verdienden fabelachtige prijzen (dacht je als kind – de winnaars stonden toch niet voor niets te springen en te gillen?). Gaandeweg begon mijn fascinatie wat te kantelen. Ik besefte ineens dat er iemand was die al die kwisvragen bedacht. Het leek me relaxter als ik later kwisvragenbedenker van beroep werd. Ik raakte er - vele schriftelijke overhoringen, schoolonderzoeken en examens later - steeds meer van doordrongen hoe essentieel het was om aan de goede kant van de tafel te zitten. Niet aan de kant van de geëxamineerde, maar aan de kant van de examinator. Ik heb sindsdien ook het brandende verlangen om deel uit te maken van een vakjury.
Eindelijk ben ik dan tot een jury doorgedrongen: de jury van de Overijsselse volksverhalen-wedstrijd. De opdracht was: schrijf een volksverhaal bij een plaats in Overijssel en bedenk er ook een produkt bij. Alle ingezonden verhalen en ideeën kwamen meteen op internet te staan. De beoordeling leek een makkie te gaan worden. Zoveel verhalen kwamen er niet binnen, en een paar staken er met kop en schouders bovenuit. Maar ik had niet met het laatste Hemelvaartweekend gerekend, waarop velen hun kans schoon zagen om op de valreep nog een verhaal in te leveren. Op de laatste dag liep de website vol: er werden uiteindelijk 91 verhalen ingeleverd, soms halve romans! Als je alle documenten zou uitdraaien kwam je uit op zo’n 380 A4tjes (wat ik uit milieuoogpunt dus maar niet geprint heb – bovendien lees ik graag van scherm). Die 380 A4tjes moest de jury, naast een reguliere baan, eventjes in een week lezen. De jury hoefde derhalve het hoofd niet te breken over wat ze met Pinksteren ging doen.
Ik ben erin geslaagd om alle verhalen te lezen en ik moet zeggen dat de kwaliteit behoorlijk hoog was. Dat kwam deels omdat er de nodige professionals tussen zaten op het gebied van geschiedenis, cultuur en politiek: mensen van historische verenigingen, kunstenaars, schrijvers, vertellers… De bijbehorende produkten waren soms wel een beetje oubollig: een boekje, een verhalenwandeling, een kwartetspel, een tentoonstelling, een standbeeld. Soms waren de produkten wat origineler, zoals een kunstwerk, een gerecht, een likeurtje of bordjes met QR-codes. Met name op de verhalen hebben de inzenders hun best gedaan.
Dit zijn de meest opvallende aspecten van de verhalen:
1. Er was veel aandacht voor de lokale geschiedenis binnen Overijssel (Oversticht, Twente, allerhande stadjes en dorpen). In feite leverde de wedstrijd meer geschiedverhalen en persoonlijke getuigenissen (oral history) op dan volksverhalen. Een volksverhaal bevat toch vooral een fictieve plot met een kleine kern van waarheid. Met een volksverhaal wordt vooral gedoeld op verhalen van het type Het Vrouwtje van Stavoren of De Vliegende Hollander. Zulk soort sprookjes en sagen zijn er ook ingezonden, maar het was een minderheid. Natuurlijk ontbraken in zulke verhalen de voor het oosten typerende Witte Wieven vaak niet.
2. Veel verhalen leken te lijden aan het Charles Dickens syndroom: in het ene verhaal werd nog meer tranentrekkende armoede geleden dan in het andere. Dat is kennelijk het beeld dat mensen van het verleden beginnen te krijgen, in contrast met het welvarende heden. Natuurlijk is er in het verleden veel armoede geleden, en in het oosten des lands waarschijnlijk nog meer dan in het westen. Maar er hebben in het verleden ook mensen goed kunnen leven van een boerderij of een andere nering. Onze geschiedenis is er niet eentje van constante, dieptrieste armoede voor vrijwel de gehele bevolking.
3. Naast de armoede in veel verhalen over het verleden, valt ook de rechteloosheid erg op in de verhalen. Dat is kennelijk ook een beeld dat mensen van het verleden hebben: uitbuiting en plundering lijken aan de orde van de dag te zijn geweest. Iedereen lijkt maar voortdurend overgeleverd te zijn aan de willekeur van enkele wrede machthebbers. Natuurlijk zijn armoede en rechteloosheid manieren om een spannend verhaal te vertellen. In werkelijkheid geldt voor ons verleden dat het recht ook regelmatig zijn loop kreeg en dat veel gezagsdragers hun macht niet hebben misbruikt. Onze samenleving is in het verleden ook leefbaar geweest, anders bestonden we nu niet meer.
4. Keren in de Overijsselse verhalen armoede en onrecht met enige regelmaat terug als negatieve motieven, een positief element in veel van de verhalen is de nabuurschap. De ongeschreven regels van onderlinge solidariteit onder de bevolking zijn prominent aanwezig, en met name de buren die altijd bereid zijn om elkaar in raad en daad terzijde te staan. Nabuurschap is in de geschiedenis van Overijssel, Nederland en zelfs van de mensheid als geheel een belangrijke overlevingsstrategie. Ik durf wel te beweren dat de onderlinge behulpzaamheid en solidariteit van mensen een belangrijke reden voor het succes van de menselijke soort is. Of in de woorden van Annie M.G. Schmidt: “We benne op de wereld om mekaar, om mekaar, te hellepen nietwaar!”
5. Heel opvallend aan de inzendingen waren de emotionele herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, naar mijn inschatting geschreven door auteurs die te jong zijn om die oorlog bewust te hebben meegemaakt. Tijdens de dodenherdenking was de discussie al in alle hevigheid opgelaaid wie we gedenken, en wie nadrukkelijk niet. Veel mensen bleken het ongepast te vinden als gedenkers ook langs enkele Duitse graven zouden lopen, of als er een gedicht zou worden voorgedragen waarin gerefereerd werd aan een dode Nederlander die destijds de foute keuze had gemaakt. Meerdere ingezonden Overijsselse oorlogsverhalen benadrukken de bezetting door de Duitsers, het onderduiken van de Joden en de bevrijding door de Canadezen, op een manier die er geen misverstand over laat bestaan wie er ‘fout’ en wie er ‘goed’ waren. De Tweede Wereldoorlog, we zijn er nog altijd niet klaar mee…
6. Een opvallende rol in de Overijsselse verhalen wordt gespeeld door de rivieren en het water. De IJssel, de Vecht, de Dinkel, de voormalige Dedemsvaart, de Zuiderzee, het IJsselmeer… ze figureren in haast alle verhalen. De heimwee van veel vertellers gaat uit naar de meanderende rivieren uit het verleden, het lieflijke landschap met zijn bochtige stromen. Rivieren werden in het verleden wel rechtgetrokken voor een snellere afwatering en een efficiënter verkeer, maar tegenwoordig overheerst een nostalgisch oog voor de historische situatie, worden oude kronkelige stromen in hun oorspronkelijke staat hersteld, met positieve resultaten voor flora, fauna en het menselijk welbevinden.
Overijssel is niet de meest bekende provincie van Nederland, maar als je ervaart wat voor verhalen de bewoners erover vertellen, dan zou je er vaker een kijkje willen gaan nemen. En dat is precies de functie van zo’n volksverhaal: niet alleen om de onderlinge identiteit en samenhang te bevestigen, maar ook om een identiteit naar buiten uit te dragen die nieuwsgierige bezoekers trekt.

De verhalen zijn hier te lezen: http://www.jijenoverijssel.nl/project/16/jouw-volksverhaal
De publieksprijs bedraagt 5.000 euro.
De juryprijs bedraagt 20.000 euro.

donderdag 10 mei 2012

Op Zoek naar het Einde



Een studente religiestudies doet momenteel een onderzoek naar 2012, het einde van de Maya-kalender en het geloof in het einde der tijden. Ze wil vooral uitvinden in hoeverre ecologische ideeën over klimaatverandering passen in de apocalyptische wereldvisie. Over dit onderwerp gaat het hier verder niet inhoudelijk. De studente schreef in de inleiding dat een Google Search op 2012 end of times resulteert in niet minder dan 3 miljard treffers. Dat is best een indrukwekkend aantal. Ik dacht: als je 2012 end of times in het Chinees zou laten vertalen door Google Translate, hoeveel treffers zou dat dan opleveren? Dat bleken er nog eens 934.000.000 te zijn. Vanaf dat moment wist ik van geen ophouden meer, en heb ik de query uitgevoerd in 25 talen. Dat leverde opmerkelijke resultaten op. Aziaten als Japanners, Koreanen en Vietnamezen bleken ook behoorlijk geïnteresseerd in het onderwerp, terwijl talen die je snel met de islam associeert ook veel schreven over het 2012-fenomeen: hoge scores voor Arabisch, Indonesisch, Turks en Perzisch. Nederland bungelde met een kleine 2 miljoen hits in de staart van het peloton, tussen de Esten en de Finnen in. De 25 talen leverden in totaal ruim 4,4 miljard hits op.
Bij zulke resultaten moet men eigenlijk meteen wantrouwig worden. Wat klopt er hier niet? Wie zoekt op 2012 end of times krijgt eerst pagina’s te zien met voltreffers: Maya-kalenders, tsunami’s en andere natuurrampen bij de vleet. Wat daardoor niet direkt opvalt is dat Google eigenlijk alle pagina’s presenteert waar de woorden times, of, end, 2012 ergens voorkomen, niet noodzakelijk in elkaars buurt. Een enorme bulk teksten gaat dus helemaal niet over de Maya’s. Bij enkele Europese talen zag je wel dat Google goed vertaalde: 2012 Ende der Zeit, 2012 la fin du temps et cetera. Maar voor de meer exotische talen is het maar de vraag hoe goed de vertaling is. Wie 2012 end of times naar het Chinees vertaalt, maar dit vervolgens weer terugvertaalt naar het Engels, die houdt ineens slechts The end of 2012 over. En dat is iets heel anders en iets veel neutralers.
Zoekvragen als 2012 Mayan Apocalypse werken niet: deze woorden lijken in alle talen teveel op elkaar, en je trekt er dus teveel talen tegelijk mee aan. De zoekvraag die naar mijn smaak het beste werkte was: 2012 “End of the World”, waarbij de woorden End of the World als één samenhangend begrip worden opgevat. Deze query zorgde voor acceptabeler aantallen en geloofwaardiger distributies. Omdat Engels nu eenmaal wereldtaal en lingua franca is, leverde die nog altijd de meeste hits op: 160 miljoen. Dat is wel even wat minder dan 3 miljard. De tweede taal bleef het Chinees met 25 miljoen hits, maar dit kunnen we wijten aan het feit dat er zo vreselijk veel Chinezen zijn. De taal die je vervolgens hoog zou verwachten, eindigde nu ook hoog: met Spaans waren nu Spanje, Midden- en Zuid-Amerika, en tevens het Maya-gebied goed vertegenwoordigd. Spaans scoorde 11 miljoen hits. Vervolgens kwamen de Europese talen, uit landen waar men deels het christendom heeft laten varen en nu de leegte aan het opvullen is met concepten uit de New Age beweging: Russisch, Grieks, Frans, Duits, Nederlands. Nederland zit met ruim 2 miljoen hits ditmaal keurig in de middenmoot. We eindigen nu vlak boven de Thai en de Japanners. En de Arabieren. Dit blijft wat mij betreft toch iets opmerkelijks: de met de islam verweven taal Arabisch heeft ook bijna 2 miljoen hits. Dit zal verklaard kunnen worden uit het feit dat Arabisch in veel landen in het Midden-Oosten en daarbuiten de officiële schrijftaal is. Ditmaal zijn talen als Turks, Maleis en Perzisch naar de staart van het peloton gezakt.
Overigens liet End of the World zich in Google Translate niet zomaar naar alle talen vertalen: soms bleef het Engelse begrip gewoon staan, en daarmee wil Google zeggen: “Ik weet het niet”. Uiteindelijk deed ik deze keer de proef met 20 talen, en dat leverde nog altijd 222 miljoen hits op internet op. Da’s lang niet zoveel als Jesus in z'n eentje krijgt (1 miljard hits) maar toch laat dat seculiere geloof in het einde der tijden op basis van (een interpretatie van) de Maya-kalender zich niet zomaar als futiel wegwuiven.

NAWOORD: Wat Google in het Chinees vindt als vertaling van '2012 "End of the World"' blijft enigszins suspect: wie de plaatjes erbij opvraagt krijgt verdacht weinig Maya-kalenders en inslaande kometen te zien. Als je Google "2012 Mayan Calendar" naar het Chinees laat vertalen, blijven er slechts 388.000 hits over. Nu kloppen de plaatjes wel: Maya kalenders en tsunami's (en de film 2012). Als je Google "2012 doomsday" naar het Chinees laat vertalen, levert dat 7 miljoen hits op, wederom met de te verwachten plaatjes. Helaas slaagt Google er niet in om "doomsday" naar veel talen om te zetten, zodat een vergelijking niet goed te maken valt.

zaterdag 5 mei 2012

Taaltje



Ik moet voor mijn werk zoveel lezen, dat een boek voor het plezier lezen er eigenlijk zelden van komt. Natuurlijk heb ik ooit de hele romancyclus van Het Bureau van J.J. Voskuil gelezen, en ik lees ook alle romans die uitkomen van de Limburgse schrijver Henry de Hoon (omdat ik hem persoonlijk ken en zijn stijl waardeer). Maar voor een neerlandicus lees ik tegenwoordig bedroevend weinig romans en aanverwante fictie. Onlangs ben ik begonnen aan Taal is zeg maar echt mijn ding met grappige taalcolumns van Paulien Cornelisse - rijkelijk laat eigenlijk, maar ik lees het boek met veel plezier (en heb meteen ook En dan nog iets aangeschaft, want nu wil ik meteen méér). De bladwijzer die in het boek van Cornelisse zit, herinnert mij eraan hoe ik aan het boek gekomen ben. Er steekt een kaart uit het boek waarop geschreven staat: "Gefeliciteerd. Veel plezier met uw prijs." Het is een voorgedrukte kaart van het Genootschap Onze Taal. En daarmee naderen we de ontknoping van dit stukje proza, want waar heb ik het boek Taal is zeg maar echt mijn ding mee gewonnen? Met een gedichtje op het thema 'Dit is mijn taal' ter gelegenheid van de 1000e aflevering van Taalpost. Ik kwam het gedichtje onlangs weer tegen:

Met tje wordt alles liefjes in mijn eigen kleine taaltje,
Krimpt een brutaaltje tot een dwerg in een verhaaltje.
Een salade wordt een slaatje, en een arreslee een sleetje,
Een lepelsteeltje, Repelsteeltje, ach en weet je:
Dat is mijn eigen kleine taaltje wel zo’n beetje.

donderdag 3 mei 2012

Dodenherdenking

Je zou denken dat, nu de generatie Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt zo langzamerhand is uitgestorven, we wel eens af zouden kunnen stappen van dat ongenuanceerde Lou-de-Jong-goed-fout-denken. Dat de winnaars van de oorlog louter bestaan hebben uit nobele helden en de verliezers uit laaghartige schurken, dat is toch een potsierlijk geschiedbeeld waar iedereen met een beetje realiteitszin doorheen weet te prikken. Maar tot mijn verbazing bezit Nederland nog een tweede en derde generatie met zwart-wit denkers, die vol emotie beginnen te roepen dat het voordragen tijdens de nationale dodenherdenking van een gedicht over een dode oom die destijds - let wel! - de foute keuze heeft gemaakt een schande is. Om al deze rechtschapen vaderlanders te behagen is het publiekelijk voorlezen van het gedicht afgeblazen, maar van mij mag het gedicht hier gerust staan op 4 mei:

Foute Keuze
Mijn naam is Auke Siebe Dirk
Ik ben vernoemd naar mijn oudoom Dirk Siebe
Een jongen die een verkeerde keuze heeft gemaakt
Koos voor een verkeerd leger
Met verkeerde idealen
Vluchtte voor de armoede
Hoopte op een beter leven
Geen weg meer terug
Als een keuze is gemaakt
Alleen een weg vooruit
Die hij niet ontlopen kan
Vechtend tegen Russen
Angst om zelf dood te gaan
Denkend aan thuis
Waar Dirk z’n toekomst nog beginnen moet
Zijn moeder is verscheurd door de oorlog
Mama van elf kinderen, waarvan vier in het verzet zitten
En een vechtend aan het oostfront
Alle elf had ze even lief
Dirk Siebe kwam nooit meer thuis
Mijn naam is Auke Siebe Dirk
Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.

Auke (15)


Wie écht van oorlog af wil, gedenkt alle slachtoffers van oorlogsgeweld, niet alleen de 'eigen' doden. Want het is juist dit eeuwige hokjesdenken dat tegenstellingen en oorlogen in stand houdt.

maandag 30 april 2012

Koninginnedag

Op een dag als vandaag probeer je Amsterdam natuurlijk te mijden. Maar in mijn eigen woonplaats heeft de vrijmarkt op koninginnedag iets treurigs: voornamelijk allochtone kindertjes die proberen autootjes zonder wielen en poppen met één been te verkopen voor een eurootje. Nu heb ik een paar jaar in Baarn gewoond en uit ervaring weet ik dat ze daar op koninginnedag kwaliteits-troep verkopen. De reis-documentaires van Michael Palin op DVD voor een prikkie? Dan moet je in Baarn wezen. Ook voor chick lit en de verzamelde werken van Daphne Deckers - dat dan weer wel... Ik had me voorgenomen om dit jaar niets te kopen (want alle boekenkasten zijn al vol), maar toch kwam ik weer thuis met een boek: de studie van Anton Blok over de achttiende-eeuwse roversbenden die bekend kwamen te staan onder de naam Bokkerijders. Op welke koninginnemarkt vind je nou zoiets voor twee euro?

donderdag 29 maart 2012

Wie heeft verzonnen dat kabouters in paddestoelen wonen?


Ik doe als wetenschapper op het Meertens Instituut onderzoek naar volksverhalen in Nederland in heden en verleden. Ik bestudeer de veranderende functies en betekenissen van verhalen, de variatie in de mondelinge overlevering en sinds kort ook de formele structuren van verhalen - zeg maar de 'verhaalgrammatica'. Als medewerker van ‘Het Bureau’ weten de media mij natuurlijk regelmatig te vinden en moet ik soms een Voskuiliaanse vraag beantwoorden. Woensdag belde Hoe? Zo! van de NCRV radio met de vraag: 'Wie heeft verzonnen dat kabouters in paddestoelen wonen?' Of ik daar over een paar uur een antwoord op zou kunnen geven.
Na wat speurwerk bleek al snel dat niemand zich grondig in deze vraag verdiept had, en de enkeling die het wel geprobeerd had, was er niet uitgekomen. Bij zulk soort volkskundige kwesties moet in elk geval de verklaring die alles terugvoert naar de oude Germanen (of Kelten) met de grootst mogelijke argwaan bekeken worden. De meeste ‘Germaanse’ verklaringen zijn gebaseerd op 100% speculatie en op 0% betrouwbaar bronnenmateriaal. Tradities kunnen best oud zijn, maar meestal mogen we al heel blij zijn als we een gebruik of verhaal of lied in de loop van de middeleeuwen zien ontstaan. Maar ook het relatief late ontstaan van verhalen en tradities in de 19e eeuw is niets opzienbarends. Mede met de hulp van collega-onderzoeker Willem de Blécourt en documentaliste Marianne van Zuijlen kwam inderdaad al ras een redelijk recente ontwikkeling in zicht.


Dat kabouters nu in paddestoelen wonen is - kort door de bocht - de schuld van Tante Lize. Zij maakte het idee van kabouters in paddestoelen in Nederland populair. Tante Lize is het pseudoniem van de produktieve kinderboekenschrijfster Anna Christina Elizabeth Dopheide-Witte. In 1910 schreef zij het boekje Onder Het Zwammenvolkje met tekeningen van Signe Aspelin en dat boekje gaat over kleine kabouterachtige wezentjes die bij of in paddestoelen wonen. We komen er ook de welbekende paddestoel "rood met witte stippen" tegen: de vliegenzwam - en de wezentjes die er wonen hebben ook rode mutsjes op, met witte stippen. Op sommige plaatjes is duidelijk te zien dat er ook echt in de paddestoelen gewoond wordt. Later, rond 1925 schreef Tante Lize nog het boekje Van paddestoelen en kabouters, en ook deze titel laat weinig te raden over.
Het beeld van kabouters in paddestoelen is nadrukkelijk niet afkomstig uit de mondelinge overlevering. De oude Nederlandse mondelinge verteltraditie laat kabouters leven in holen, onderaardse gangen en diepgelegen werelden, in bergen en heuvels (met name oude grafheuvels), maar niet in paddestoelen. In de mondelinge traditie zijn de kabouters ook niet zulke lieve wezentjes (en al helemaal niet eco). Kabouters zijn van oorsprong ambivalente creaturen waar je nooit precies van wist wat je aan ze had: het ene moment maakten ze ‘s nachts je werk af, het andere moment staken ze je een oog uit.
Waarschijnlijk heeft Tante Lize zich laten inspireren door Engelse fairies die in sommige laat-19e-eeuwse voorstellingen in het bos rond paddestoelen leefden. Ook fairies zijn van oorsprong ambivalente en weinig betrouwbare wezens, maar in de romantische Engelse traditie aan het eind van de 19e eeuw worden ze in prentenboekjes steeds lieflijker en natuurvriendelijker.
Na de inmiddels vrijwel vergeten Tante Lize blijft er in Nederland een relatie tussen kabouters en paddestoelwoningen bestaan, in (kinder)boeken, strips, tv-series en films, onder andere via Rien Poortvliet, de Smurfen en Kabouter Plop tot Kabouter Wesley aan toe. Kabouters in paddestoelen zijn echter een literair verzinsel, en zijn pas aan het begin van de 20e eeuw via Nederlandse kinderboeken in onze cultuur terecht gekomen. In de ons omringende landen is de connectie tussen kabouter en paddestoel al even vanzelfsprekend geworden.


De uitzending van Hoe? Zo! van de NCRV (Radio 5; 28 maart 2012; 20.55 uur) valt hier te beluisteren.

zaterdag 11 februari 2012

It giet oan!


De Elfstedentocht komt eraan, zeiden de Hollanders. En ze haalden hun schaatsen uit het vet. Schaatsen werden geslepen dat het een aard had. Schaatswinkels werden leeggekocht. It giet oan, riepen de Hollanders. En ze dronken er vast wat Beerenburgers op. Maar het ging niet aan. Het ging voorlopig even uit als een nachtkaars. Niettemin dacht ik: op zaterdag staan al die schaatsgekke Hollanders massaal op het ijs. Laat ik mijn fototoestel maar meenemen, dan zal ik er eens een paar fotograferen. Nou, ik trof geen kip aan op het ijs. Slechts deze verdwaasde eendvogel stond op zijn schaatsen naast een wak. De gekte was al weer even snel voorbij als hij gekomen was.